De landbouwcrisis (1878 – 1895)

De landbouwcrisis in de 19e eeuw maakte veel Europese en Nederlandse boeren arm. Get was één van de momenten dat Europa zijn traditionele dominante positie in de wereld leek te verliezen. Uiteindelijk leidde de crisis tot een hervorming van de landbouw.

Nieuwe mogelijkheden in Amerika

Door de aanleg van spoorwegen werden eerder ongecultiveerde gebieden in Noord-Amerika snel gekoloniseerd. De toestroom van kolonisten naar het midden en westen van het land veranderde het Amerikaanse landschap. De kolonisten kwamen uit verschillende Europese landen (onder andere Duitsland, Rusland, Italië en Ierland) op zoek naar een beter leven. Niet alleen de nieuwe spoorwegverbindingen, maar ook de pacificatie van de inheemse Indianen en de ‘Gold Rush‘ trokken mensen aan. Een deel van hen begon de goedkope gronden te ontginnen als boer.

Oorzaak van de landbouwcrisis

De uitvinding van efficiënte landbouwmachines (zoals zaaimachines en dorsmachines) in Amerika en de spoorwegverbindingen zorgden ervoor dat de Verenigde Staten en Canada opeens grote hoeveelheden goedkoop graan naar Europa konden verschepen. De landbouw daar was traditioneel en men kon niet concurreren met het Amerikaanse graan.

De landbouwcrisis in Nederland

Nederland beleefde in de 19e eeuw een periode van teruggang. De industrialisatie was niet op gang gekomen, en de landbouwcrisis kwam hier bovenop. Het gevolg was dat veel boeren kopje onder gingen. Faillissementen en onteigeningen van boerderijen waren in deze tijd aan de orde van de dag. Sommige boeren kregen het voor elkaar om te moderniseren en efficiënter te werken. Anderen vervielen in de armoede en emigreerden of verhuisden naar de steden. Een leegloop van voorheen agrarische delen van ons land was een merkbaar effect.

Gevolgen

Door de grootschalige migratie naar de steden kwam in Nederland alsnog een grootschalige industrialisatie van de grond. Voormalige plattelandsbewoners werkten voor een hongerloontje en onder zeer slechte omstandigheden in de nieuwe fabrieken. Dit leidde uiteindelijk, na de nodige sociale hervormingen, wel tot een welvarender en progressiever Nederland dat meer gericht was op industriële productie en dienstverlening.

De overgebleven boeren kochten vaak voor een laag bedrag de landerijen van de vertrokkenen op. Zij deden aan schaalvergroting, plantten nieuwe gewassen, kochten landbouwmachines en gebruikten nieuwe vindingen om de landbouw weer winstgevend te maken. Toen de groei van de graanproductie in Amerika stagneerde tegen het einde van de eeuw kwam de landbouwcrisis in Nederland en Europa ten einde.